We maken gebruik van functionele cookies die minimaal nodig zijn om de website goed te laten werken. Met analytische cookies kunnen we het gebruik van deze website beter begrijpen en verbeteren. Je kan analytische cookies weigeren of aanvaarden.

Hoe we met deze informatie omgaan vind je terug in ons privacy- en cookiebeleid.

Deel op facebook

Nieuws en veelgestelde vragen

Nieuws

Geluidshinder tijdens de sanering en heraanleg van de kleiputten

28-02-2021

Effecten van geluidsverstoring voor omwonenden

Om de onderstaande beoordelingen goed te begrijpen en te kunnen inschatten, zijn er vooraf 3 belangrijke opmerkingen te maken:

er vinden geen werken plaats tijdens de nacht (geen werken tussen 19u en 7u) en nooit op weekenddagen of feestdagen. alle inschattingen door de deskundige zijn een weergave van het slechtste geval, zijnde: wanneer machines continu werken. In de praktijk zijn grondverzetmachines voornamelijk discontinu aan het werk. De 2 belangrijkste min of meer continue bronnen zijn: het afladen van de schepen bij de kaai en het transport van gronden langsheen de hoofdwerfroute (dit is door de corridor Molleveld tot in het gebied). Haast alle andere activiteiten zijn tijdelijk van aard (waarmee wordt bedoeld: slechts tijdelijk in eenzelfde gebied actief) en meer discontinu.

Tijdens de ontbossing

De werken van ontbossing zullen aanleiding geven tot geluidsemissies. De ontbossing zal gebeuren met harvesters. Een harvester is een zelfrijdende houtoogstmachine om bomen in één arbeidsgang te vellen, te onttakken, te korten en te stapelen. De geluidsproductie van een harvester is lager dan die van een motorzaag en produceert minder hoge tonen. Een motorzaag is hoorbaar tot op honderden meters afstand, een harvester tot ongeveer 100 m. Meestal wordt de aanwezigheid van een harvester verraden door de hoge tonen van de velzaag die in werking treedt, een typisch geluid. Doordat de productiviteit van een harvester vele malen hoger ligt dan die van een ploeg arbeiders met motorzagen, is de verstoringtijd in het bos aanzienlijk korter bij de inzet van een harvester.  In de praktijk slechts enkele dagen per ontbossingsfase.

Er zullen geen hakselaars worden ingezet. Alle takhout en bladeren blijven ter plaatse en worden afgedekt met bodemmateriaal tijdens de werken. Hierdoor wordt ook de geluidshinder die hiermee gepaard gaat, vermeden.

Tijdens sanering en creatie nieuwe morfologie

De sanering en creatie van het nieuwe landschap gebeuren met machines die geluid produceren. De werken zullen ca. 7 à 8 jaar duren. Het materieel dat hierbij zal worden ingezet zijn (rups)kranen en dumpers. Van al deze bronnen zijn de geluidsemissies bekend door vele eerdere studies en MER’s.

Op de kade langs de Rupel zullen er maximum 2 kranen in werking zijn om de grond van het schip naar de dumpers te laden. De dumpers rijden dan via een werfroute naar het projectgebied waar de gronden worden gestort. Een kraan of wiellader egaliseert, verdicht en profileert deze gronden.

De opvulactiviteiten zullen zeker een effect hebben op het omgevingsgeluid, afhankelijk van de locatie van de activiteiten in het projectgebied.

1. Aan de oever van de Rupel wordt tijdens het laden een LAeq,1h van +/- 45 dB(A) (*) verwacht. Door industrie en verkeer op de Nieuwstraat / Kapelstraat bedraagt het omgevingsgeluid aan de oever van de Rupel echter nu al meer dan 45 dB(A).

2. In het projectgebied is vooral de ligging van de hoofdwerfroute van belang. Deze zal op minstens 200 m van de woningen in de Bosstraat/Nachtegaalstraat liggen. Toch wordt het effect van geluid hier als verwaarloosbaar tot beperkt negatief beoordeeld. Dit omdat het omgevingsgeluid stijgt maar er anderzijds toch voldaan is aan de bepalingen van VLAREM II.

Er zal op minder dan 200 m van de woningen langs de Bosstraat/Nachtegaalstraat geen werfweg liggen maar er zal wel degelijk gewerkt worden. In dit segment van het te saneren gebied zal het asbeststort als eerste gesaneerd worden. Tijdens de sanering van dit deel is er tijdelijk geluidshinder te verwachten voor de Bosstraat/Nachtegaalstraat.

Er is in het landschapsontwerp een zogenaamd “balkon” voorzien dat gemiddeld 5 m hoger zal liggen dan de Bosstraat en veel hoger dan de dieper in de kleiputten gelegen delen.  Dit balkon zal volgens de geluidsdeskundige fungeren als geluidsberm en zo het geluid van de werken dieper in het gebied dempen. Door het balkon kan voor Bosstraat/Nachtegaalstraat de geluidshinder dus beperkt worden tot een zeer tijdelijke situatie (in casu beperkt tot de sanering van de zone vlakbij de straat).  Belangrijk is dan ook dat het Bosstraat-Balkon meteen wordt aangelegd tijdens de sanering van het asbeststort.

3. Door de 32 dumperbewegingen per uur wordt voor de werfroute vooral ter hoogte van de woningen in het Molleveld/Kapelstraat geluidshinder verwacht indien geen extra maatregelen worden genomen. Door de passerende dumpers stijgt het omgevingsgeluid tot 48 à 52 dB(A) zodat er niet meer voldaan wordt aan de bepalingen van VLAREM II. Om het effect van aanzienlijk negatief (-3) tot minstens beperkt negatief (-1) te milderen moet de werfweg naar de woningen worden afgeschermd met een gronddam die minstens 6 m hoog is. Deze gronddam kan beginnen ten zuiden van de Kapelstraat (langs de tunnel) tot 100 m ten noorden van de Kapelstraat en zal zo dicht mogelijk tegen de eigenlijke werfweg worden aangelegd, met bij voorkeur een steile zijde langs de werfweg. De ligging van de gronddam vind je terug op de figuur hieronder.

Voor de overige woningen aan de Kapelstraat en het Boonhof worden geen overschrijdingen van de milieunorm voor geluid verwacht.

Situering gronddam t.h.v. Molleveld/Kapelstraat.

 

Effecten van geluidsverstoring op dieren

Tijdens de werken zal er door het gebruik van allerlei werfmachines een geluidstoename zijn. Deze geluidsverstoring zal voornamelijk discontinu en niet-permanent zijn. Net als bij de mens is geluidsverstoring voor dieren een “subjectieve” ervaring die door verschillende soorten anders wordt opgevat, of waarbij gewenning kan optreden. Het gebied kan als kwetsbaar tot zeer kwetsbaar voor geluidsverstoring worden beschouwd (aanzienlijk negatief effect).

Om de verstoringstijd zo kort mogelijk te houden, zal de ontbossing gebeuren met harvesters en er zullen geen hakselaars worden gebruikt. Zie hierboven.

De ontbossing wordt uitgevoerd buiten het uitgebreide broedseizoen – dat wil zeggen buiten de periode van 15 maart tot 30 augustus. Hiermee wordt de impact op zowel broedvogels (officieel broedseizoen: 15 maart – 30 juni) als de impact op eventuele (maar in het projectgebied niet verwachte) kraamkolonies van vleermuizen (voornamelijk juli tot half augustus) voorkomen.

Ook het heien van buispalen en damwanden tijdens de bouw van de tijdelijke overslaginfrastructuur moet gebeuren buiten het uitgebreide broedseizoen – dat wil zeggen buiten de periode van 15 maart tot 30 augustus.

In het algemeen kan er gesteld worden dat de fauna binnen het projectgebied ingevolge de werken gedurende 7 à 8 jaar een geluidsverstoringseffect zal ondervinden boven de verstoringsdrempel voor bosvogels van 43 dB(A).

Tijdens de werkzaamheden zal het kleiputtengebied zijn functie als broed- en overwinteringsplaats deels verliezen. Het zwaartepunt van het inrichtingsgebied en de aanvoerroute doorheen Molleveld liggen eerder aan de westelijke rand van het projectgebied waardoor geluidsverstoring ter hoogte van de noordelijke plas, het bos van Terhagen, het plassengebied van Natuurpunt en de meer oostelijk gelegen plassen en kleiputten, veel beperkter tot onbestaande zal zijn. Al deze gebieden zullen dan ook kunnen fungeren als toevluchtplaatsen voor de fauna tijdens de werkzaamheden.

Aan de aannemer zal worden opgelegd bij de reliëfaanleg maximaal rekening te houden met verstoringsgevoelige gebieden in de omgeving en in die situaties maximaal te werken buiten het uitgebreide broedseizoen.

Indien werken niet volledig ingepland kunnen worden buiten het broedseizoen, moeten ze starten vòòr het uitgebreide broedseizoen (d.w.z. voordat broedvogels er zich nestelen) en continu doorlopen.


(*) 

De dB(A) is de eenheid, afgeleid van de gewone decibel, die de geluidssterktes corrigeert voor de gevoeligheid van het menselijk oor.

De LAeq,1h: Om het verkeersgeluid te evalueren gebruikt men meestal niet de maximum voorkomende geluidsniveaus, maar wel het energetisch gemiddelde geluidsniveau gedurende een zekere periode (hier gedurende 1 uur, 1h). 

Omdat geluid werkt volgens een logaritmische schaal en het voor veel mensen moeilijk zich iets voor te stellen bij de verschillende geluidsdrukniveaus is hieronder een tabel opgenomen met de beschrijving van een aantal geluidsniveaus:

 

LAeq in dB(A)

Waarneming

Voorbeelden

130

pijngrens

straalmotor op 25 m

120

oorverdovend

motor met vrije uitlaat

110

onuitstaanbaar

knetterende motor
cirkelzaag

100

intens

compressor
buitenboordmotor
drilboor

90

zeer luid

moto
vrachtwagen
dieselmotor
koffiemolen op 1m

80

luid

fabriek
station
wekker op 0,60 m
bromfiets

70

redelijk luid

auto
stofzuiger op 3 m

60

reeds hinderend

stromend water
wasmachine op 3 m

50

Gematigd

luide stem
een veld in de zomer
(vogels, insecten)

> 45

 

Huidig geluidsniveau langs de oever van de Rupel ten gevolge van industrie en verkeer langs de Kapelstraat / Nieuwstraat

40

zeer gematigd

normale stem
rustige ontspanningszaal

30

zwak

gefluister
zacht stemgeluid

 

4 feb

De effecten van sanering en heraanleg op het oppervlakte- en grondwater in de kleiputten

04-02-2021

Het MER, milieueffecten rapport, voor de sanering en de herinrichting van de kleiputten werd in december goedgekeurd. Onafhankelijke experten onderzochten de impact van de sanering en inrichting van het nieuwe landschap op de omgeving. We gaan hier dieper in op de effecten die de sanering en de heraanleg hebben op het water in het kleiputtengebied.


Situering bronpercelen verontreiniging anionen en kationen in grondwater.

Dit zijn de belangrijkste conclusies:

Grond- en oppervlaktewater
Met de sanering worden 2 historische stortplaatsen en het tussenliggende gebied en ook de verontreiniging van het (grond)water over het volledige inrichtingsgebied aangepakt.
De waterkwaliteit, zowel van grondwater als oppervlaktewater, werd in de INBO studie als slecht beoordeeld.
Aangezien de zones met hoogste concentraties anionen en kationen worden afgedekt en het hemelwater boven deze zone gecontroleerd afgevoerd wordt, zal er minder uitloging optreden en zal dit een positief effect hebben op de kwaliteit van het water dat de site richting Rupel verlaat.


Waterhuishouding
Met de sanering en de creatie van de nieuwe morfologie zal het huidige afwateringssysteem in het projectgebied gewijzigd worden. Het projectgebied zal volledig afwateren naar de Rupel. Het grondwater zal zich door de sanering en de creatie van een nieuw landschap op veel plaatsen dieper bevinden dan vandaag het geval is. Het projectgebied zal hierdoor over grote delen duidelijk droger worden. Lokaal zal echter water stagneren zodat vochtige plaatsen en open waterpartijen zich kunnen ontwikkelen. Natte zones hebben immers een meerwaarde voor fauna en flora. In de nieuwe morfologie worden de lager gelegen gebieden rondom de noordelijke plas natter.

De drainagegracht zal niet langer afstromen in de lager gelegen zones rond de noordelijke plas. Deze drainagegracht stroomt uit landbouwgebied en kan dus stikstof en fosfor bevatten. Daarom zal ze worden afgeleid naar het te creëren rietmoeras waar haar beperkte belasting geen enkel ecologisch probleem vormt omwille van de goede doorstroming en het zuiverend vermogen van het rietmoeras. Het rietmoeras wordt aangelegd op de locatie van de huidige centrale vijvers en zal op natuurlijke wijze van hoog naar laag afwateren.

Er komt een natte natuurverbinding tussen het inrichtingsgebied en de Rupel doordat er in het ontwerp een centrale vallei wordt voorzien tussen de geplande reliëfheuvels in en doorheen de ecocorridor Molleveld naar de Rupel.

De effecten van het project op de afwatering worden als aanzienlijk positief beoordeeld. Dit omdat een volledig natuurlijke afstroming wordt gecreëerd (vandaag gebeurt de afwatering deels artificieel via pomp) en er bovendien positieve effecten optreden voor fauna en flora ten opzichte van de bestaande toestand.


Tijdens de aanvullingswerken zullen volgende milderende maatregelen nodig zijn:

De afwatering van het inrichtingsgebied moet tijdens de werken gegarandeerd worden door regelmatige inspectie en ruiming van de bestaande afvoeren. Wanneer nodig, moet er een nieuwe afvoer worden gecreëerd met voldoende mogelijkheden voor ruiming (voldoende diameter en voldoende inspectiemogelijkheden).

Bij de aanvulling moet er variatie in vochttrappen gecreëerd worden door het aanbrengen van een verdichte bodemlaag in de heuvels met de glauconietrijke Formatie van Berchem, op een diepte van 1 - 1,5 m. Op plaatsen waar men natte standplaatsen wil creëren, mag de diepte van deze laag beginnen op 50 cm diepte.

Tijdens de werken van bemaling en drainage zullen de volgende milderende maatregelen nodig zijn:

Het bemalingswater dat vrijkomt bij de inkokering van het jaagpad zal geloosd worden in de Rupel. Het bemalingswater en drainagewater van de tunnel onder de Kapelstraat wordt geloosd in de overwelfde Potgatbeek ten zuiden van de Kapelstraat en stroomt zo naar de Rupel. Voor deze lozingen moet voldaan worden aan de milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater van VLAREM II. Alvorens lozing in de Rupel zal dit bemalingswater onderzocht worden op aanwezigheid van arseen, CZV (Chemisch Zuurstofverbruik), pH (zuurtegraad), en de nutriënten Kjedahl-N, totaal fosfor en orthofosfaat. De opvolging van de lozingsnormen zal gebeuren via periodieke monitoring. Bij start van de bemaling en drainage zal die wekelijks gebeuren gedurende één maand en vervolgens maandelijks. De frequentie van monitoring (zeker de wekelijkse monitoring) kan sneller afgebouwd worden in functie van de resultaten. Wanneer de concentraties in het onttrokken bemalings- en drainagewater ver onder de geldende lozingsnormen liggen, kan de frequentie worden afgebouwd.

Het onttrokken bemalings-/drainagewater van de tunnel onder de Kapelstraat, zal na zuivering, maximaal worden gebruikt bij het besproeien van de werfwegen en de grondaanvullingen.

Nieuws

Inspectieverslag voormalig asbeststort

22-01-2021

Volgens de afgesproken beurtrol tussen de bodemsaneringsdeskundige, De Vlaamse Waterweg en de gemeente Boom, voerde Talboom Milieu in opdracht van De Vlaamse Waterweg in december 2020 een terreincontrole uit op het asbeststort, gelegen tussen de Bosstraat en de Kapelstraat, in Boom.
Hierbij werden in hoofdzaak volgende punten gemonitord:
− de staat van de afdeklaag;
− de staat van de omheining;
− nazicht van gekende locaties met asbest aan het maaiveld;
− inspectie van mogelijke nieuwe kritische locaties.

Het volledige verslag met foto's vind je hier.


Belangrijkste conclusies van het rapport

Omheining
Gaten in de omheining zorgen ervoor dat het asbeststort niet volledig is afgesloten. Er zijn beperkte sporen van betreding. Het is enkel mogelijk om via 2 plaatsen (observatiepunten 31 en 51, zie hiervoor het volledige verslag) het terrein onwetend te betreden, aangezien:
− er geen omheining is;
− er geen verwijzing is aangebracht m.b.t. de risico’s;
− er geen bord met aanduiding van het toegangsverbod aanwezig is.
Uit de toenemende begroeiing (die nu zonder betreding vrij kan uitbreiden) op alle paden en uit de afwezigheid van aanwijzingen van activiteiten op het terrein, blijkt dat de genomen voorzorgsmaatregelen nog steeds een afradend effect hebben.
Echter, gezien de nieuwe gaten in de omheining, de 2 niet-afgesloten paden en de matig verdichtende groei ter hoogte van de ongebruikte paden, wordt vastgesteld dat het terrein nog kan worden betreden en dit ook daadwerkelijk gebeurt.

Asbest
Op basis van de afstapping van het terrein en de eerdere KIWA-studie, blijkt dat er asbest in hechtgebonden toestand op diverse gemakkelijk te bereiken plaatsen aan het maaiveld aangetroffen werd. Bijkomend werd er in de KIWA-studie niet-hechtgebonden asbest vastgesteld op een bepaalde plaats (zie hiervoor volledig verslag). Deze locatie werd afgedekt met polyesterdoeken en ingekapseld met epoxyhars. Naast deze doeken is er wel nog hechtgebonden asbest vastgesteld.

Afdekking en taluds
De recent aangelegde afdeklaag vertoont reeds diverse erosiegeulen op de plaatsen waar er geen houtsnippers aangebracht zijn. De geulen zijn intussen groter geworden in vergelijking met de vorige terreincontrole. Verder zijn er sporen van verzakking in de aangebrachte afdekking met gestabiliseerd zand aanwezig en vormen er zich erosiegeulen in het talud.
Dit heeft als gevolg dat de beschermende zandlaag steeds dunner zal worden en dit na verloop van tijd steeds minder bescherming zal bieden.
De afdekking stopt nu aan de grens met de begroeiing. Als gevolg hiervan zijn de gekende asbesthoudende zones ten oosten van het stort en de voormalige werfwegen niet afgedekt. Echter, gezien de sterke begroeiing zijn deze locaties bijna onmogelijk te bereiken.

Verdere maatregelen

Toekomstplannen locatie
Het asbeststort maakt deel uit van een groter bodemsaneringsproject voor de hele zone met stortplaatsen. Hierin worden de definitieve saneringsmodaliteiten opgemaakt.

Toegankelijkheid
De omheining is nog onvolledig met 2 mogelijke toegangen tot het stort. De omheining moet worden gerepareerd of te worden verbeterd op de beschadigde punten. In het zuidwestelijke deel, nabij de niet-afgesloten tuinen en in het noorden, in het bos, wordt geadviseerd om de toegang tot de zone met asbeststort volledig af te sluiten.

Risicolocatie
Op basis van dit rapport is de aanwezigheid van asbest op het maaiveld nogmaals bevestigd. Het terrein is nog steeds toegankelijk voor wie “doelbewust” het asbeststort wil betreden. De aanwezige omheiningen blijken echter een aanzienlijk afradend effect te hebben op de onwetende passant. De aanwezigheid van asbest aan het maaiveld kan echter nog steeds een risico inhouden voor de aanwezigen.

Stabiliteit
Een bijkomend risico wordt gevormd door de huidige en toekomstige verzakkingen ter hoogte van de steilste taluds. Door regenval zijn de bestaande erosiegeulen in de afdeklaag uitgebreid. Deze moeten worden gedicht. Daarnaast bestaat de kans dat het begroeide talud bij storm (vallende bomen) een versnelde vrijgave van asbest kan veroorzaken. In afwachting van de sanering wordt geadviseerd om na stormweer of hevige regenval deze kritische punten bijkomend te inspecteren.

UPDATE:

In de week van maandag 18/01 – vrijdag 22/01 werden er onderhoudswerken op het stort  uitgevoerd alsook herstellingen aan de omheining:

Gevormde erosiegeulen in de afdeklaag werden heraangevuld Bovenop de herstelde locaties werden houtsnippers aangebracht ter voorkoming van erosie Een aantal omgevallen bomen die enerzijds op de omheining waren gevallen en anderzijds een gevaar betekenden voor wandelaars werden verwijderd
Nieuws

De effecten van sanering en heraanleg op de bodem in de kleiputten

17-01-2021

Het MER, milieueffecten rapport, voor de sanering en de herinrichting van de kleiputten werd goedgekeurd. Onafhankelijke experten onderzochten de impact van de sanering en inrichting van het nieuwe landschap onder andere voor water en bodem. We gaan hier dieper in op de effecten die de sanering en de heraanleg hebben op de bodem in het kleiputtengebied.

De voornaamste conclusies zijn:

De sanering bestaat uit de afdekking van 2 historische stortplaatsen (zones 1 en 2 op weergave hieronder) en het tussenliggende gebied (zones 3 en 4) waarmee tegelijk de verontreiniging van het (grond)water over het volledig inrichtingsgebied wordt aangepakt.

Met de sanering wordt het risico van het asbeststort weggenomen en de uitloging uit het huisvuilstort en het tussenliggend gebied beperkt. Ook wordt het risico op blootstelling aan zware metalen op het gipsstort door afdekking weggenomen. Op de bodemkwaliteit in het gebied zal deze sanering een aanzienlijk positief effect hebben. 


                                       Situering van verdachte zones in de voormalige groeve 
           

Tijdens de aanvullingswerken zijn volgens het MER de volgende milderende maatregelen aangewezen:

Impact van erosie, afspoeling en grondverschuiving bij de aanvulling vermijden door: het voorzien van kleine grondbermen afwaarts de hellingen om eventueel afspoelend materiaal tegen te houden; het voorzien van slootjes langsheen de stroomopwaartse zijden van de aanvulling (toestromend water vergroot erosie op de kale aanvulgronden); onmiddellijke aanplanting van grassen en bomen op de afgewerkte delen. Deze bieden meteen een goede bescherming tegen erosie. Bodeminstabiliteit bij de aanvulling vermijden door: de aanvulling (per grondsoort) zo homogeen mogelijk en laagsgewijs laten verlopen; de aanvulling gelijkmatig te verdichten zonder de eindafdek te compacteren (deze wordt m.a.w. niet verdicht); een doorlopende monitoring van de hellingen te voorzien, vooral langs de buitenranden van de groeve. Als er zich waterinspoeling, afschuivingen of scheuren zouden voordoen moeten de werken in de getroffen zone tijdelijk stopgezet worden en moeten maatregelen genomen worden om de hellingen te stabiliseren. Bodemverdichting* vermijden bij de aanvulling door: maximale aanvoer via tijdelijke interne werfpistes in puin/steenslag of over rijplaten; dus minimaal rijden op de aangevulde grond zelf. gebruik maken van voertuigen op rupsbanden of banden met een lage bandenspanning omdat deze een breder bandenvlak hebben en zo de grond minder verdichten. aanvulling met gronden op een logische terug schrijdende wijze: hiermee wordt bedoeld dat de aanvullingen idealiter starten op de grootste afstanden tot de kade waardoor aangevulde zones niet met zwaar verkeer hoeven te worden bereden. Eventuele tijdelijke werfwegen in gekeurd puin op geotextiel tot aan het aanvulfront worden dan ook terug schrijdend afgebroken voorafgaand aan aanvulling. Verbeteren bodemgeschiktheid bij de aanvulling door: gebruik van een combinatie van de Formaties van Lillo en Kattendijk** voor bodemontwikkeling in de bovenste meter. Geen gebruik van Formatie van Berchem** en Boomse klei als bodemmateriaal voor de bovenste meter. De beperkte hoeveelheid Boomse klei die beschikbaar komt is vooral nuttig als afdekking van de stortplaatsen in de diepe ondergrond en voor de bedding van de Potgatbeek vallei, of dieper onder het rietmoeras. het aanbrengen van een verdichte bodemlaag als substraat in de heuvels met de glauconietrijke Formatie van Berchem**, op een diepte van 1 - 1,5 m. De diepte van het substraat mag op plaatsen waar natte standplaatsen komen beginnen op 50 cm diepte; Inbreng van voldoende organisch materiaal (humus), enerzijds op natuurlijke wijze (door de vegetatie), anderzijds door menselijk ingrijpen (inwerken van geschikte mulchings en/of groencompost) als startkapitaal aan voedingsstoffen voor het bodemleven.

*Bodemverdichting

Een bodem met een goede structuur heeft grote poriën en hierdoor een lage dichtheid. Dit bevordert de beluchting, waterdoorlatendheid en worteldoordringbaarheid van de bodem. Als gevolg van betreding en bewerking kan de bodemstructuur gedeeltelijk of volledig vernietigd worden, waardoor het poriënvolume afneemt en de dichtheid toeneemt. Dit noemt men bodemverdichting.  Dit kan een negatief effect hebben op de toekomstige vegetatieontwikkeling.

** Formaties
De vanuit de Oosterweelwerf naar Rumst aan te voeren geologische lagen van de ondergrond, ook wel ‘formaties’ genoemd,  die gebruikt zullen worden voor de aanvulling  zijn -uiteraard binnen het pallet vrijkomende formaties bij de Oosterweelwerf- bepaald vanuit een ecologisch perspectief. De keuze van de grondsoorten werd gemaakt in functie van het creëren van specifieke habitats maar bovenal in functie van een bodemkundige uitgangssituatie die gunstig is voor een gevarieerd en duurzaam bos.  Dit wordt uitvoerig besproken in het MER (paragraaf 7.4.3.3.3 van de discipline Biodiversiteit). Deze keuzes zijn gebaseerd op de studie van INBO (De Vos et al., 2020). Hiervoor werden ca. 87 stalen uit 12 boringen (dd. 2019 en 2020) langsheen het betreffende Oosterweeltransect gebruikt voor ecologisch onderzoek van de geolagen als bodemvormende materialen voor de bos- en natuurinrichting in de kleiputten.

 

19 okt

OVAM gaat akkoord met saneringsmethode

13-10-2020

De grondeigenaars, De Vlaamse Waterweg en de provincie Antwerpen, leverden een voorbereidende studie af aan OVAM waarin 4 saneringsvarianten tegenover elkaar werden afgewogen. Uit deze afweging kwam de eerder gecommuniceerde saneringsmethode die bestaat uit afdekking van de 3 storten (asbest-, huisvuil- en gipsstort)  en voldoende ophoging zodat herbebossing en herinrichting van het gebied mogelijk worden, als beste variant.

Tractebel maakte deze studie op met daarin de zogenaamde BATNEEC-afweging. Uit de onderzochte en voorgestelde saneringsvarianten kiest de bodemsaneringsdeskundige van OVAM de ‘best beschikbare techniek tegen een redelijke kostprijs’. Dit is het BATNEEC-principe (Best Available Technique Not Entailing Excessive Costs). De afweging omvat zowel het haalbaarheidsonderzoek van de relevante bodemsaneringstechnieken, als de gevraagde multicriteria analyse. Tractebel bezorgde OVAM ook de nodige hydrologische, stabiliteits- en geotechnische informatie. OVAM verklaart zich in een brief aan de eigenaars akkoord met de besluiten in de rapporten.

Lees hier de brief van OVAM.
Een samenvatting van de BATNEEC afweging kan je hier lezen. N.B.:Deze samenvatting heeft een louter informatieve en geen procedurele waarde.
Veelgestelde vragen rond de sanering staan hier gegroepeerd, altijd handig!

De volledige studie  vind je hier: BATNEEC, Rapport Waterbalans, Nota integratie randvoorwaarden ontwerp, Ondersteunde nota Tractebel/Pollux

Nieuws

Geen bijkomende asbestvezels gevonden in luchtfilters van meetstations

18-09-2020

Na de meetcampagne van december 2019 tot en met maart 2020, volgde van april tot en met juni 2020 nog een meting van de asbestconcentratie in de omgevingslucht van het voormalige asbeststort. Hiervoor werd de lucht grondig getest op vier verschillende locaties: 3 aan de Bosstraat en 1 aan de Kapelstraat. Er werden ditmaal geen asbestvezels aangetroffen. 

Eindbesluit van de volledige studie 

In deze meetcampagne werden gedurende 6 maanden 4 meettoestellen ingezet, in totaal werden 256 filters geanalyseerd. Dit gebeurde met de uiterst verfijnde methode van de transmissie elektronen microscopie. Van de bemonsterde filters werden er een aantal geselecteerd met een worst-case benadering.

Op 2 van 28 geselecteerde filters werd asbest aangetroffen. De hoogst gemeten asbestconcentratie is 54 v/m³.
Dit concentratieniveau wordt als zeer licht verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde beoordeeld en is ver beneden de wettelijke daggemiddelde grenswaarde van 5000 v/m³.

De gemiddelde asbestconcentratie in de omgeving van de site ligt tussen 1 en 25 v/m³, afhankelijk van de manier waarop meetwaarden beneden de detectielimiet in rekening worden gebracht. De laagste gemiddelde waarde van 1 v/m³ ligt 500 keer lager dan de jaargemiddelde richtwaarde van Vlarem II en 1000 keer lager dan de jaargemiddelde grenswaarde van Vlarem II.
De hoogste gemiddelde waarde van 25 v/m³ ligt 20 keer lager dan de jaargemiddelde richtwaarde van Vlarem II en 40 keer lager dan de jaargemiddelde grenswaarde van Vlarem II.

Ongeacht de berekeningswijze ligt de gemiddelde asbestconcen-tratie in de omgeving van het voormalige asbeststort ruim onder de wettelijke normen.

De erosiegeulen in de voorlopige afdeklaag van het stort kunnen op lange termijn asbest blootleggen, deze vormen een blijvend aandachtspunt op het terrein.

Het volledige rapport kan je hier downloaden.

Nieuws

Inspectieverslag voormalig asbeststort

11-09-2020

Volgens de afgesproken beurtrol tussen de bodemsaneringsdeskundige, De Vlaamse Waterweg en de gemeente Boom, voerde de milieudienst van de gemeente Boom op 1 september een terreincontrole uit.

Tijdens de rondgang werd er extra aandacht besteed aan de kritieke punten die aangehaald werden in het verslag voor de periode mei/juni én aan de effecten die de afgelopen droogte en stormen gehad kunnen hebben op het asbeststort.


Belangrijkste conclusies van het rapport

- Er werd geen nieuwe onbedekte asbest vastgesteld. De plaatsen met onbedekte asbest waar men makkelijk kon geraken zijn ontoegankelijk gemaakt door de omheining te verbeteren.

- Het talud in zandcement is in goede staat afgezien van één scheur (ongeveer 1,5 m) aan de bovenrand. Deze moet goed gemonitord worden.

- Extra aandacht is nodig voor verdere erosie van de stukken grond die niet werden bedekt met houtschors. Mogelijk moet ook hier bij verdere uitspoeling een houtschorslaag aangebracht worden.

- De omheining werd op verschillende plaatsen beschadigd en hierdoor is het terrein toegankelijk. De verbinding tussen de Nachtegaalstraat en de kleiput ter hoogte van punt 21 werd beter afgezet.

- De zone oogde groen. Er was geen sprake van bijzondere plantensterfte noch van planten die als gevolg van droogte vervroegde bladval vertoonden of slappe bladeren hadden.

- Ten opzichte van de situatie in april en mei is er geen opmerkelijke boomsterfte of ontworteling. Er werd één dode boom opgemerkt, deze wordt best preventief verwijderd om ontworteling tijdens een storm te voorkomen.

Je kan het volledige verslag hier downloaden.