Skip to main content
home-page
Ga terug naar het overzicht van nieuwsitems

De effecten van sanering en heraanleg op de bodem in de kleiputten

Het MER, milieueffecten rapport, voor de sanering en de herinrichting van de kleiputten werd goedgekeurd. Onafhankelijke experten onderzochten de impact van de sanering en inrichting van het nieuwe landschap onder andere voor water en bodem. We gaan hier dieper in op de effecten die de sanering en de heraanleg hebben op de bodem in het kleiputtengebied.

De voornaamste conclusies zijn:

De sanering bestaat uit de afdekking van 2 historische stortplaatsen (zones 1 en 2 op weergave hieronder) en het tussenliggende gebied (zones 3 en 4) waarmee tegelijk de verontreiniging van het (grond)water over het volledig inrichtingsgebied wordt aangepakt.

Met de sanering wordt het risico van het asbeststort weggenomen en de uitloging uit het huisvuilstort en het tussenliggend gebied beperkt. Ook wordt het risico op blootstelling aan zware metalen op het gipsstort door afdekking weggenomen. Op de bodemkwaliteit in het gebied zal deze sanering een aanzienlijk positief effect hebben. 


                                       Situering van verdachte zones in de voormalige groeve 
           

Tijdens de aanvullingswerken zijn volgens het MER de volgende milderende maatregelen aangewezen:

  1. Impact van erosie, afspoeling en grondverschuiving bij de aanvulling vermijden door:
  • het voorzien van kleine grondbermen afwaarts de hellingen om eventueel afspoelend materiaal tegen te houden;
  • het voorzien van slootjes langsheen de stroomopwaartse zijden van de aanvulling (toestromend water vergroot erosie op de kale aanvulgronden);
  • onmiddellijke aanplanting van grassen en bomen op de afgewerkte delen. Deze bieden meteen een goede bescherming tegen erosie.
  1. Bodeminstabiliteit bij de aanvulling vermijden door:
  • de aanvulling (per grondsoort) zo homogeen mogelijk en laagsgewijs laten verlopen;
  • de aanvulling gelijkmatig te verdichten zonder de eindafdek te compacteren (deze wordt m.a.w. niet verdicht);
  • een doorlopende monitoring van de hellingen te voorzien, vooral langs de buitenranden van de groeve. Als er zich waterinspoeling, afschuivingen of scheuren zouden voordoen moeten de werken in de getroffen zone tijdelijk stopgezet worden en moeten maatregelen genomen worden om de hellingen te stabiliseren.
  1. Bodemverdichting* vermijden bij de aanvulling door:
  • maximale aanvoer via tijdelijke interne werfpistes in puin/steenslag of over rijplaten; dus minimaal rijden op de aangevulde grond zelf.
  • gebruik maken van voertuigen op rupsbanden of banden met een lage bandenspanning omdat deze een breder bandenvlak hebben en zo de grond minder verdichten.
  • aanvulling met gronden op een logische terug schrijdende wijze: hiermee wordt bedoeld dat de aanvullingen idealiter starten op de grootste afstanden tot de kade waardoor aangevulde zones niet met zwaar verkeer hoeven te worden bereden. Eventuele tijdelijke werfwegen in gekeurd puin op geotextiel tot aan het aanvulfront worden dan ook terug schrijdend afgebroken voorafgaand aan aanvulling.
  1. Verbeteren bodemgeschiktheid bij de aanvulling door:
  • gebruik van een combinatie van de Formaties van Lillo en Kattendijk** voor bodemontwikkeling in de bovenste meter. Geen gebruik van Formatie van Berchem** en Boomse klei als bodemmateriaal voor de bovenste meter. De beperkte hoeveelheid Boomse klei die beschikbaar komt is vooral nuttig als afdekking van de stortplaatsen in de diepe ondergrond en voor de bedding van de Potgatbeek vallei, of dieper onder het rietmoeras.
  • het aanbrengen van een verdichte bodemlaag als substraat in de heuvels met de glauconietrijke Formatie van Berchem**, op een diepte van 1 - 1,5 m. De diepte van het substraat mag op plaatsen waar natte standplaatsen komen beginnen op 50 cm diepte;
  • Inbreng van voldoende organisch materiaal (humus), enerzijds op natuurlijke wijze (door de vegetatie), anderzijds door menselijk ingrijpen (inwerken van geschikte mulchings en/of groencompost) als startkapitaal aan voedingsstoffen voor het bodemleven.

*Bodemverdichting

Een bodem met een goede structuur heeft grote poriën en hierdoor een lage dichtheid. Dit bevordert de beluchting, waterdoorlatendheid en worteldoordringbaarheid van de bodem. Als gevolg van betreding en bewerking kan de bodemstructuur gedeeltelijk of volledig vernietigd worden, waardoor het poriënvolume afneemt en de dichtheid toeneemt. Dit noemt men bodemverdichting.  Dit kan een negatief effect hebben op de toekomstige vegetatieontwikkeling.

** Formaties
De vanuit de Oosterweelwerf naar Rumst aan te voeren geologische lagen van de ondergrond, ook wel ‘formaties’ genoemd,  die gebruikt zullen worden voor de aanvulling  zijn -uiteraard binnen het pallet vrijkomende formaties bij de Oosterweelwerf- bepaald vanuit een ecologisch perspectief. De keuze van de grondsoorten werd gemaakt in functie van het creëren van specifieke habitats maar bovenal in functie van een bodemkundige uitgangssituatie die gunstig is voor een gevarieerd en duurzaam bos.  Dit wordt uitvoerig besproken in het MER (paragraaf 7.4.3.3.3 van de discipline Biodiversiteit). Deze keuzes zijn gebaseerd op de studie van INBO (De Vos et al., 2020). Hiervoor werden ca. 87 stalen uit 12 boringen (dd. 2019 en 2020) langsheen het betreffende Oosterweeltransect gebruikt voor ecologisch onderzoek van de geolagen als bodemvormende materialen voor de bos- en natuurinrichting in de kleiputten.